Door Roel Meijvis
Mede door de snelle technologische ontwikkelingen en innovaties op het gebied van duurzame energie is het ook om commerciële redenen aantrekkelijk om als organisatie ‘groener’ te worden. Hoewel dat twee vliegen in één klap lijkt te slaan, ligt een gevaarlijk soort opportunisme op de loer dat als voorbeeld dient voor een bepaalde manier van denken die hieronder ligt. Het is deze manier van denken die pas werkelijk toe is aan transitie.
Een van de belangrijkste dingen die moeten gebeuren in deze klimaatcrisis is de energietransitie. In plaats van fossiele brandstoffen moeten we, het liefst zo snel mogelijk, over op duurzame energie van wind en zon. De ontwikkelingen op dat gebied stemmen gelukkig hoopvol. Zei Mark Rutte in 2012 nog dat windmolens niet op wind maar op subsidie draaien, worden inmiddels hele windmolenparken aangelegd zonder een cent subsidie. Hetzelfde begint nu ook te gebeuren bij zonneparken. Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) voorspelde in 2015 dat zonne-energie in 2040 nog steeds duurder zou zijn dan fossiele stroom, maar zes jaar later was volgens datzelfde IEA zonne-energie op sommige plekken al de goedkoopste energiebron. Volgens het onderzoeksbureau Bloomberg New Energy Finance zijn duurzame energieprojecten zelfs in 90% van de wereld goedkoper te bouwen dan fossiele centrales.
De prijs van duurzamere energie neemt dus in rap tempo af. Dit maakt het steeds makkelijker om de transitie naar duurzame energie mogelijk te maken. Ook voor diegene die niet begaan is met het klimaat en zich veeleer laat leiden door de portemonnee is de keuze voor de goedkoopste energiebron namelijk de enige juiste. Dit maakt het ook voor de Finance professional een stuk gemakkelijker om de keuze voor duurzame energie (of een duurzamer beleid in het algemeen) aan te dragen binnen haar of zijn organisatie. Goed nieuws! Toch?
Zeker, maar toch is het belangrijk hier een kanttekening bij te plaatsen. Het is fantastisch dat de strijd tegen de opwarming van de aarde en de vernietiging van onze eigen leefomgeving ook nog eens economische voordelen oplevert. Zeker als dat ervoor zorgt dat zelfs de grootste klimaatscepticus bereid is om te investeren in duurzame projecten. Maar dit kent ook haar keerzijde.
Dit economische denken, een op cijfers gebaseerde manier van denken in plussen en minnen, heeft namelijk een gevaarlijk soort opportunisme in zich. Want wat als er bijvoorbeeld plots een andere energiebron komt die niet duurzaam is, maar wel veel goedkoper? Ook een fenomeen als ‘greenwashing’ waarbij bedrijven zich groener voordoen dan ze zijn lijkt rechtstreeks uit dit rendementsdenken voort te komen: het is het imago dat groen moet zijn om te kunnen profiteren van de voordelen daarvan, of de organisatie daadwerkelijk groen is, is niet van belang, hooguit ‘mooi meegenomen’.
Utilitarisme en deontologie
In de ethiek worden een aantal theorieën of stromingen van elkaar onderscheiden. Een daarvan is het utilitarisme. Deze stroming, onderdeel van het consequentialisme, stelt dat die handeling die ethisch is de handeling is met de beste uitkomsten: het meeste nut of het meeste geluk. Het gaat dus om de consequenties en het doel heiligt daarbij de middelen. Dit toont niet geheel toevallig een grote overeenkomst met dat economische denken van plussen en minnen van zojuist. Het is allebei een denken dat zich richt op wat er onderaan de streep verschijnt.
Een andere stroming in de ethiek die vaak tegenover het utilitarisme wordt gesteld is de deontologie, ook wel plichtethiek. Of een handeling wel of niet ethisch is, ligt niet aan de gevolgen, maar aan de intenties. Een bepaalde handeling is intrinsiek, om zichzelf, goed of slecht. In de deontologie wordt er dus niet gekeken naar wat er onderaan de streep verschijnt, maar naar de waardes op de balans zelf.
Het ethische dilemma dat vaak wordt aangehaald om deze twee tegen elkaar af te zetten is of je één persoon voor de trein mag (of zelfs moet) duwen als je daarmee het leven van drie andere personen kunt redden. Volgens het consequentialisme is het ethisch juist om dit te doen want onderaan de streep zijn er meer personen over dan wanneer je het niet doet. Volgens het deontologische denken is moord als zodanig ethisch verwerpelijk (dat moet uiteraard wel eerst worden beargumenteerd), dat wil zeggen: ongeacht de situatie. In dit voorbeeld is het dus ethisch onjuist om de persoon voor de trein te duwen.
Intrinsieke motivatie tot duurzaamheid is duurzamer
Beide stromingen zijn hier gesimplificeerd weergegeven en beide stromingen kennen goede argumenten in hun voor-, en nadeel. Wat ik wil aantonen door deze twee stromingen te laten zien is dat de genoemde problemen die gepaard gaan met het utilitaristische, economische denken – het denken dat op de markt vertrouwt in de strijd tegen de door de mens veroorzaakte afbreuk van ons leefmilieu, hetzelfde denken waarmee we in deze crisis zijn beland – kunnen worden gepareerd met een meer deontologische kijk op (klimaat-)ethiek.
Klimaat en een daarmee gepaard gaand duurzaam beleid moeten als absolute waarde in zichzelf worden gezien en gerespecteerd. Alleen dan verschijnt deze mogelijkheidsvoorwaarde voor het leven überhaupt niet ‘slechts’ als post op de balans en kan deze ook niet als zodanig worden weg gebalanceerd wanneer, bijvoorbeeld, de prijs voor fossiele brandstof weer goedkoper wordt. Het enige duurzaamheidsbeleid dat duurzaam is, is een beleid dat voortkomt uit het inzicht dat er nu écht wat moet gebeuren en de intrinsieke motivatie het goede voor het milieu en de aarde te doen.
Uiteraard is het zo dat een bedrijf dat verlieslijdend beleid voert vanwege te hoge duurzaamheidskosten onhoudbaar is. Maar dat is het kapotmaken van de aarde, van ons eigen huis en van de natuur die we zelf zijn des te meer.
Gelukkig gaan die twee de laatste tijd steeds beter samen en liggen hierin juist ook heel veel kansen voor bedrijven en organisaties. Om de utilitaristen onder ons die niet bekeerd zijn door dit stuk daar nog maar eens van te overtuigen: het bestrijden van klimaatverandering kost misschien geld (jaarlijks 1% van het mondiale bbp, volgens Stern Review in 2006), niets doen gaat ons volgens datzelfde onderzoek 5% tot 20% kosten.
Bron voor de genoemde cijfers in deze column: https://www.groene.nl/artikel/de-hele-wereld-aan-het-stopcontact