Tussen 17 mei en 25 mei vond de voorjaarseditie van Finance on a Mission plaats. We kijken terug op een fantastische, volledig digitale editie. Op 20 mei hadden wij in de studio ook een bijdrage van Roel Meijvis, filosoof. Deze bijdrage wilden wij jullie niet onthouden. Vandaar dat we Roel hebben gevraagd de essentie van zijn betoog voor ons op papier te zetten voor publicatie op Finance on a Mission. Het is namelijk fantastisch om te zien hoe andere vakgebieden en andere invalshoeken een mooie bron van inspiratie kunnen zijn voor een meer klantgedreven Finance functie. Lezen dit!
Over de vraag naar de mens in het digitale tijdperk
Door: Roel Meijvis
Deze tekst is geschreven voor en voorgedragen op het voorjaarsevenement van Finance on a mission 2021 op 20 mei.
Jullie zijn hier vandaag, ook al is het digitaal, samengekomen om het te hebben over ‘Klantgedreven Finance’. Twee belangrijke subthema’s die hiermee werden verbonden zijn de digitale technologie en de mens, of: de menselijke maat. Dit doet vermoeden dat die klant, in de term klantgedreven finance, een mens is. Maar niets is minder waar. Hoewel de meeste van jullie klanten hoogstwaarschijnlijk mensen zijn, zijn mensen nog geen klanten. Om die uitspraak van betekenis te laten zijn, moeten we twee vragen stellen: Wat is een klant? En, de filosofische vraag: wat is de mens?
In deze espressoshot-lezing neem ik jullie daarom mee in een mogelijk antwoord op deze laatste vraag in relatie tot (digitale) technologie. Ik zal dit doen door de volgende enigszins provocerende stelling te verdedigen: wat finance nodig heeft, is meer poëzie. Voordat jullie nu meteen afhaken bij deze woorden en denken dat ik ga beargumenteren waarom jullie geen jaarrekeningen maar gedichten moeten schrijven: geef me tien minuten de kans.
Digitale transformatie, van rapporteren naar interpreteren
Het werd in het programmaboekje van deze bijeenkomst nog maar eens benadrukt: de huidige pandemie heeft het digitaliseringsproces versneld. Finance bevindt zich in het hart van die transformatie en heeft hier zowel zelf mee te kampen, als heeft hierin een bepaalde verantwoordelijkheid naar de rest van de organisatie te nemen. Ik heb wat dat betreft het geluk dat ik voor een werkveld heb gekozen waarin ik weinig met digitalisering van doen zal hebben. Voorlopig heeft de filosofie niets te maken met datamining, processmining, data-analytics en blockchain-tools. Nee, de digitalisering in de filosofie zal hooguit leiden tot de beschikbaarheid van de dialogen van Plato als E-book. Vanuit het werkveld van de filosofie heb ik dus niets te vrezen. Behalve dan dat er niet echt te spreken valt over een “werkveld”.
Wat het gevolg is van al deze ontwikkelingen op het gebied van Artificial Intelligence, Big Data en robotisering voor de moderne finance professional – zo las ik althans meermaals in de stukken hierover ter voorbereiding op deze column – is dat zij of hij niet langer kundig moet zijn in het louter rapporteren van cijfers, maar vooral ook in het interpreteren. In deze ogenschijnlijk vanzelfsprekende uitspraak, die jullie waarschijnlijk al vele malen hebben gehoord of gelezen, schuilt stiekem een hele belangrijke filosofische vraag, want wat betekent het voor een wezen om te kunnen interpreteren? Dit verraadt toch dat er een bepaalde afstand of tussenruimte is tussen dat wat gegeven is, het object, en dat wat dat object ziet en probeert te begrijpen, het subject.
Wat is de mens?
De vraag naar wat ‘het subject’ is, zoals de mens in de filosofie wordt genoemd, is in de filosofie op uiteenlopende manieren beantwoord. Het antwoord dat ik hier naar voren wil halen is dat van het existentialisme, de 20e -eeuwse filosofische stroming uit Frankrijk, bekend van Sartre, De Beauvoir en Camus, precies omdat het de mens daar vindt in die zojuist beschreven afstand of tussenruimte. De mens is, volgens deze filosofie, een wezen dat niet met zichzelf samenvalt. Anders dan dat een steen gewoon steen is, iets is, een object, is de mens, het subject, juist niets. En omdat de mens, of het menselijk bewustzijn, zelf niets is, kan het zich bewust van iets zijn, zoals een fotorolletje zelf leeg moet zijn om een foto te kunnen maken van iets.
Om dit te verduidelijken en meteen het verschil tussen mens-zijn en klant-zijn te verduidelijken, verwijs ik naar een passage uit de roman Onderworpen van de eveneens Franse schrijver Michel Houellebecq. In het begin van het boek is de ik-persoon in gesprek met een vrouw, die hem maar niet kan peilen. Je bent een macho, zegt ze, maar hebt een verfijnde literaire smaak. Toch kleed je je als boerenkinkel, maar luister je geen ZZ Top maar Nick Drake. “Kortom”, zo concludeert ze, “je bent een paradoxale persoonlijkheid”. Het ik-persoon antwoordt vervolgens: “Daar is niks paradoxaals aan, je gebruikt gewoon de psychologie van vrouwenbladen, die niks anders is dan een typologie van consumenten: de eco-verantwoordelijke yup, de showoff bourgeosie, de gay-friendly clubgirl, de satanic geek, de techno-zen, nou ja, ze bedenken elke week wel weer een nieuwe. Ik kom niet direct overeen met een bekend consument profiel, dat is alles.”
Hoe accuraat sommige van deze consumentenprofielen ook moge zijn, uiteindelijk is geen enkele typologie in staat om een mens volledig te vatten. Jullie zijn allemaal ontelbaar veel meer dan enkel een professional in finance – althans, dat hoop ik. Maar hoe veel we dat lijstje ook aanvullen: geliefde, teamgenoot, Nederlander… Met geen van deze dingen, of met dit lijstje zelf, val je uiteindelijk volledig samen, in die zin dat je handelen erdoor wordt bepaald. Dit omdat de mens, zoals ik al zei, uiteindelijk niets is, geen object is, maar subject.
Precies deze subjectiviteit vormt dan ook de menselijke vrijheid. Omdat de steen is wat ‘ie is, wordt de steen volledig bepaald door zijn eigen steen zijn. Als ik hem in de lucht gooi, zal die, geheel volgens de wetten van steen-zijn, weer naar beneden komen. Voor zover de mens een lichaam is, en dus een object, geldt dit voor de mens net zo. Maar voor zover de mens een subject is, geen inhoud heeft, niets is, is de mens niet gebonden aan wetten die diens handelen bepalen. Dat maakt vervolgens dat de mens zelf verantwoordelijk is voor diens keuzes en handelingen, omdat er uiteindelijk niet iets is waar zij of hij zich achter kan verschuilen. Het is hierom dat de mens ethische vragen over hoe te leven kan stellen, maar ook moet stellen. Zonder deze vragen te stellen en je simpelweg te gedragen zoals je baas dat wil of je consument profiel dat voorschrijft, doe je namelijk alsof je een object bent. Maar dat ben je niet.
De vraag naar techniek
Omdat we een bepaalde openheid zijn, kunnen we ons verhouden tot de wereld; staan we open naar de wereld. Echter, het is precies deze open houding die bedreigd wordt in moderne techniek, ons andere thema van vandaag. Om de relatie tussen de vraag naar de mens en moderne techniek te bespreken wil ik de Duitse filosoof Martin Heidegger erbij halen, ookwel de ‘vader van het existentialisme’ genoemd. In zijn voordracht De vraag naar techniek uit 1953 stelt Heidegger de vraag naar, en deze spoiler-alert zat al een beetje in de titel, techniek.
Voor Heidegger is techniek niet louter een middel, maar is het ook een wijze van ‘ontbergen’, wat zoiets betekent als ‘in de wereld brengen’; ‘iets laten verschijnen’. Dit haalt hij bij het meer klassieke idee van techniek: de smid maakt niet alleen een schaal, de smid brengt de schaal als het ware in de wereld en de smid ziet zichzelf hierbij als onderdeel van dit proces. In de moderne opvatting van techniek gebeurt dit ontbergen nog steeds, maar op een meer gewelddadige manier. Het is geen in de wereld helpen, maar dwingen, bij wijze van opvordering: “Het ontbergen dat in de moderne techniek heerst is een opvorderen dat aan de natuur de eis stelt energie te leveren, die als zodanig kan worden gewonnen en opgeslagen.” De natuur verwordt tot een bron van energie of grondstof en daarbij komt ook de claim dat het moet leveren, wanneer ik dat wil.
Dit is volgens Heidegger niet iets wat wij als mensen doen, maar het is veel meer een manier van denken waar we in zitten. We kunnen de berg al bijna niet anders meer zien dan als, wat hij noemt, een ‘bestand’ dat ‘bestelbaar’ is als skipiste voor wintersporttoerisme. En dit geldt voor hem evenzo voor mensen. De houtvester die door het bos loopt, zo geeft hij als voorbeeld, is besteld door de houtverwerkingsindustrie die weer is opgevorderd door onze vraag naar papier. Een hedendaags voorbeeld is het feit dat we soms in gesprek gaan met mensen, enkel om te ‘netwerken’, en we ze dus niet langer als ander mens zien, maar veeleer als middel ten behoeve van onze eigen carrière. We maken zo een object van de ander. En daarmee op een bepaalde manier ook van onszelf.
Dichterlijk woont de mens op aarde
Maar wat is het alternatief? In diezelfde tekst omschrijft Heidegger het proces van hoe turbines worden gebouwd in de Rijn en hoe alles in staat wordt gesteld om het stromende water om te kunnen zetten in energie. “De waterkrachtcentrale is niet in de rivier de Rijn gebouwd, zoals de oude houten brug die al eeuwenlang de ene oever met de andere verbindt. Het is eerder zo dat de rivier tot krachtcentrale is verbouwd.” ‘De Rijn’ verbouwd tot krachtcentrale, en als bestelbaar object ter bezichtiging van een reisgezelschap is daardoor een compleet andere Rijn dan ‘De Rijn’, waarover verhaald wordt in een kunstwerk, bijvoorbeeld in het gelijknamige gedicht van Hölderlin.
De wijze waarop we de rivier, maar ook de andere mens zien, als klant, collega of concurrent, maakt hoe we ons daartoe verhouden. De eenzijdige eis van acute leverbaarheid van het andere als louter middel, kan het andere nooit volledig recht aandoen en is daarom gedoemd om uit te monden tot problematiek in bijvoorbeeld de vorm van uitputting, die we als oorzaak van de huidige klimaatcrisis kunnen zien, een crisis die vele malen groter en urgenter is dan de coronacrisis. Maar net zo leidt dit tot een uitputting van ‘het zelf’, denk aan de vele burn-out’s vandaag de dag. Het alternatief dat Heidegger hier laat zien is het zien van de rivier zoals een dichter. En hij zet deze woorden zelfs kracht bij door diezelfde Hölderlin aan het einde van deze tekst te citeren met de woorden: “… dichterlijk woont de mens op aarde.”
Conclusie
Wat bedoel ik, aldus, met de stelling meer poëzie in finance? Mens-zijn, betekent in de betekenis die we er hier aan hebben gegeven: als openheid, open naar de wereld, de ander en jezelf toe staan. Zonder mijn niets-zijn al te hebben ingevuld als bijvoorbeeld “accountant”, en zonder daarbij mijn blik op de wereld al te hebben ingevuld met kaders van efficiëntie en winstmaximalisatie. Want let op: interpreteren, als zijnde dé vaardigheid van de moderne finance professional, is geen projecteren. Dichterlijk op aarde wonen of kijken met de ogen van een dichter, wil dus zeggen: zien wat iets is, en zien wat iets allemaal nog meer kan zijn. De wereld vanuit openheid tegemoet treden. Alleen in die hoedanigheid kan finance inderdaad die voorhoede rol die het wenst op zich nemen in een transformatie naar een weerbaardere, wendbaardere, eerlijkere en duurzamere organisatie. Dichters, ten aanval!